Stuur dan je reactie naar:
Roel van Weert
- Een zorgaanbieder komt in de knel doordat het een aanbesteding mist in een naastgelegen jeugdhulpregio.
- Een zorgaanbieder komt in financiële problemen omdat het verzuim te hoog is, er minder zorg geleverd wordt, maar de kosten voor personeel er wel zijn.
- Een andere jeugdhulpregio wil niet betalen voor zorg die wel geleverd is. Hierdoor zakt de liquiditeit van een zorgaanbieder die ook actief is jouw regio door de kritische grens.
Zomaar een greep uit veel voorkomende situaties waarbij de cliënt uiteindelijk de dupe wordt van een faillissement van een aanbieder. Dit roept bij hen vragen op als: “Wordt mijn zorg stopgezet?” “Kan ik mijn vaste begeleider/ behandelaar nog wel houden?” “Waar haal ik dan nu mijn zorg vandaan?”. Het zijn situaties waarin gemeenten zich buigen over de vraag: “Kan ik nog voldoen aan mijn zorgplicht richting mijn inwoners als deze zorgaanbieder wegvalt?” Voor kleinere aanbieders is het vaak nog wel mogelijk om tot oplossingen te komen door overdracht van cliënten aan andere aanbieders. Maar in het geval van grote en bovenregionaal werkende aanbieders is dit een ander verhaal.
De vraag is dan ook: Hoe kunnen grote en bovenregionaal werkende jeugdhulpaanbieders samen met jeugdhulpregio’s risico’s op faillissement en discontinuïteit van zorg tijdig in beeld krijgen en situaties als hierboven genoemd voorkomen? Dit onderwerp hoort een goede plek te hebben in de gesprekken tussen aanbieders en regio’s.
Maar deze plek krijgt het niet vanzelf. Er zijn verschillende randvoorwaarden die bepalen of in het gesprek tussen aanbieders en regio’s de risico’s op discontinuïteit van zorg effectief besproken kunnen worden. Het gaat onder meer om:
- Vertrouwen
- Elkaars taal spreken en begrijpen
- Uitgaan van eigen verantwoordelijkheid jeugdhulpaanbieder voor haar continuïteit (het instrument gaat daarom in eerste instantie uit van een zelfbeoordeling)
- Eenduidige beperkte informatieset als basis voor het gesprek
- Aandacht voor het beperken van de administratieve last (door gebruik te maken van beschikbare informatie bij aanbieder)
- Heldere aanspreekpunten (aanwijzen van accounthoudende regio’s en contactpersonen voor elk van de bovenregionale aanbieders)
- Heldere afspraken over vervolgstappen en ieders rol daarin
- Kan het probleem niet worden opgelost tussen jeugdhulpaanbieder en accounthoudende regio? Kies dan voor een heldere escalatieroute. Concreet ingevuld door bemiddeling door het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd en vervolgens de Jeugdautoriteit.
Het instrument van Early Warning dat Significant Public in opdracht van VNG, BGZJ, VWS en VenJ en in afstemming met (vertegenwoordigers van) beoogde gebruikers heeft ontwikkeld, is een set van afspraken en spelregels. Hierin is vastgelegd hoe bovenregionale aanbieders en accounthoudende (jeugdhulp)regio’s het goede gesprek over risico’s met elkaar kunnen voeren. Let wel: dit instrument is niet dé oplossing. Natuurlijk wordt ook nu al in sommige gevallen het goede gesprek gevoerd maar dit is meer uitzondering dan regel. De waarde van dit instrument staat of valt met een goed gebruik ervan door bovenregionaal werkende jeugdhulpaanbieders en accounthoudende (jeugdhulp)regio’s. De informatiebijeenkomsten die de VNG dit najaar over het instrument organiseert moeten hieraan bijdragen.
In de weerbarstige praktijk zal het instrument ‘Early Warning’ zijn waarde moeten bewijzen. Maar helder is wel; áls dreigende discontinuïteit tijdig in beeld komt, dan is er in ieder geval meer tijd, ruimte en handelingsperspectief om er samen wat aan te doen. Zo kan het voor alle partijen nog met een sisser aflopen en wordt de jeugdige cliënt niet het kind van de rekening.
Meer lezen over dit instrument? Klik dan hier.